Overbemesting 

Gepubliceerd op 22 mei 2025

Landbouwgewassen nemen gedurende het groeiseizoen hun voeding op uit de bodem. Afhankelijk van het gewas, het element, de vochtvoorziening etc, is de opnamecurve bijna nooit te voorspellen. Immers, ook andere groeifactoren bepalen in belangrijke mate de groei en dus ook de opname van voeding. Dit is de reden dat er bij bemesting van landbouwgewassen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid die de bodem biedt om voedingsstoffen te bufferen. Voedingselementen worden gebufferd in het bodemvocht, aan de bindingscapaciteit van de CEC, in organische vorm en in matig/slecht oplosbare anorganische vorm. 

Buffering van voeding in de bodem brengt een risico met zich mee. Voedingsstoffen kunnen uitspoelen, vervluchtigen, denitrificeren etc waardoor ongewenste emissies plaats vinden. Daarnaast levert de bodem ook direct opneembare voeding op een moment dat de plant dat wellicht niet nodig heeft. Verlies van voeding voor de plant is niet alleen economisch ongewenst, maar voor sommige elementen ook milieukundig ongewenst. 

Het aanhouden van een zo klein mogelijke buffer kan het risico op verlies verminderen. Dit is de reden dat bemesting voor een gewas vaak op meerdere momenten plaatsvindt. Voorafgaand aan de teelt wordt een basisbemesting gegeven, vaak in organische vorm zoals mest. De basisbemesting bevat idealiter een groot gedeelte van de voeding voor de eerste groeifase van het gewas. Afhankelijk van de lengte van het groeiseizoen is het gewenst dat de voeding over een langere tijd beschikbaar komt, zodat niet alles direct in de buffer terecht komt. Mest heeft deze eigenschappen: stikstof, zwavel en fosfaat bijvoorbeeld zijn niet direct 100% beschikbaar, maar een gedeelte wordt gedurende kortere of langere tijd omgezet van niet opneembare organische vorm naar een opneembare minerale vorm. 

Een basisbemesting die past bij de verwachte opname van het betreffende gewas in een bepaald tijdsbestek is dus belangrijk. Daarom past bijvoorbeeld varkensmest iets beter bij een fosfaatbehoeftige kortere teelt en past rundveedrijfmest beter bij een kalibehoeftige langere teelt. Na de eerste groeifase en een beperkte basisgift (vaak wordt 50-65% van de totale N behoefte aangehouden als basisgift) komt er echter een moment dat aanvulling nodig is voor de volgende groeifases. Op dat moment is onbekend hoe groot de bodembuffer nog is, wat er nog door de bodem geleverd wordt en hoeveel de opname van het gewas is geweest. Diverse vormen van geleide bemesting kunnen de teler helpen om in te schatten hoe groot de overbemesting moet zijn. Je kunt de bodembuffer meten met grondonderzoek, de opname met een gewasanalyse eventueel in combinatie met een biomassabepaling en je kunt de nalevering van de bodem inschatten met modellen. Diverse tools zijn voor de praktijk beschikbaar zoals een bladanalyse,  bijmestmonitoring, chlorofylmeters, remote sensing (satelliet- en dronebeelden) etc.  

De vorm van overbemesting kan vervolgens via het blad of via de bodem. Voor grotere hoeveelheden is alleen een gift via de bodem mogelijk. Afhankelijk van de basisgift betreft dit vaak Stikstof en Kali.  

Belangrijk bij een overbemesting is dat de elementen die toegepast worden ook direct ter beschikking zijn voor het gewas. Een snelle en direct opneembare vorm is gewenst en daarmee zijn niet alle meststoffen geschikt.  

Voor stikstofbemesting moet de meststof in minerale vorm worden aangewend, reden dat vaak kunstmest wordt gebruikt. Ureum-, ammonium- en zeker nitraatstikstof worden snel opgenomen door de wortels. Aandachtspunt daarbij is wel het voorkomen van verliezen en bladschade. Ureum en ammonium kunnen vervluchtigen, ammoniumstikstof kan bladverbranding veroorzaken. Kaliumbemesting is in 3 kunstmestvarianten beschikbaar: kaliumchloride, kaliumsulfaat en kaliumsalpeter (kaliumnitraat). De laatste 2 zijn chloorarm, kaliumchloride en kaliumsalpeter zijn snel oplosbaar.  

Veel gebruikte meststoffen voor overbemesting zijn KAS, gestabiliseerde ureum (UreaPro), en kalksalpeter. Voor kali overbemesting zijn de chloorhoudende kaliummeststoffen (Kali-60, Kornkali etc) en kalisalpeter de beste keus. Kalisalpeter is het veiligst qua bladverbranding. Ook wordt vaak een NK meststof voor de overbemesting toegepast, bekend zijn de NK 16-0-30 (chloorhoudend), NK 14-0-24 en Multi KMg.  

Bladbemesting is de veiligste vorm van overbemesting voor wat betreft het risico op verlies en is heel effectief qua opname. Voor alle elementen zijn goede bladmeststoffen beschikbaar, Calcium, Magnesium, Zavel en de sporenelementen kunnen in een aantal keer via blad afdoende worden aangevuld. Voor de laatste benodigde kilo’s Stikstof en Kali is bladbemesting ook heel geschikt. Producten als Foliplus Stikstof Pro bevat stikstof in een veilige en goed opneembare vorm voor bladopname.